Krater vernoemd naar Nederlandse astronoom

Terug naar Columns

Op 3 februari jongstleden besloot de Internationale Astronomische Unie een krater op de dwergplaneet Pluto te vernoemen naar de Nederlandse astronoom Jan Hendrik Oort (1900-1992). Een terechte eer voor één van de belangrijkste astronomen van de vorige eeuw. Zijn naam was al eerder gegeven aan de Oort-wolk waarvan hij het bestaan net na de Tweede Wereldoorlog voorspeld had. Dit is een enorme wolk die als een soort deken ons zonnestelsel omgeeft. Het is de kraamkamer van kometen die af en toe vanaf de aarde te zien zijn.

Misschien wel belangrijker is dat hij een sleutelrol had ten aanzien van ons denken over onze plek in het universum. In 1927 ontdekte hij dat ons Melkwegstelstel ronddraait. Na de oorlog brengt hij de vorm van die draaiende schijf in kaart met behulp van de radioastronomie: een spiraalstructuur met armen. Ons zonnestelsel bevindt zich in één van die armen, enigszins aan de buitenkant. 

Deze ontdekkingen waren niet alleen te danken aan zijn uitzonderlijke wetenschappelijke kwaliteiten. Van doorslaggevend belang was ook dat hij het organisatietalent had om nieuwe grote projecten van de grond te krijgen. En als bruggenbouwer was hij in staat om de hele internationale gemeenschap daarin mee te krijgen. 

Oort was de pionier van de radioastronomie, en het lukte hem in 1951 voor het eerst om metingen te doen met een door het Duitse leger achtergelaten radarschotel. In 1956 stelde Koningin Juliana de radiotelescoop in Dwingeloo in gebruik. In 1970 volgde de bekende rij schotels in Westerbork. De toepassing van een rij schotels, was in feite een slimme truc: tezamen gaven deze een beeld alsof het afkomstig was van één gigantische telescoop.

Met steeds grotere en krachtigere instrumenten kon hij een klein stukje van het grotendeels onbekende universum ontrafelen. Dankzij hem weten we dat onze planeet zich enigszins in de buitenregionen van de Melkweg bevindt. Het doet ons eens te meer beseffen dat de wereld niet om ons draait. 

Amito Haarhuis, Directeur Rijksmuseum Boerhaave

Deze column verscheen op dinsdag 16 februari 2021 in De Telegraaf.

Zoek op